In april 1941 legde de Duitse bezetter alle Nederlanders vanaf 15 jaar een identificatieplicht op. Door middel van een persoonsbewijs moest elke Nederlander zich in het maatschappelijke verkeer kunnen legitimeren tegenover de Duitse bezetter. Wie was de ontwerper van dit persoonsbewijs? Kon hij vermoeden dat hij meegewerkt had aan de Duitse oorlogsmachine?

Persoonsbewijs die in de Tweede Wereldoorlog werd ingevoerd (privé collectie)

Na het overlijden van mijn 93 jarige oudtante vonden we tussen haar bezittingen een persoonsbewijs uit de Tweede Wereldoorlog. Het blijkt van haar (al eerder) overleden man te zijn. Als grafisch ontwerper en liefhebber van geschiedenis intrigeerde mij dit document enorm. Het persoonsbewijs was immers een belangrijk machtsmiddel van de Duitse bezetter. Dankzij dit document konden duizenden Nederlanders worden geïdentificeerd, opgepakt en worden gedeporteerd naar kampen. Kon de maker van het persoonsbewijs vermoeden dat hij meegewerkt aan de Duitse oorlogsmachine?

Persoonsregistratie


De bevolkingsboekhouding in Nederland was niet goed en uniform geregeld. Na de Eerste Wereldoorlog zorgde Jacob Lentz ervoor dat elke Nederlander een persoonskaart kreeg met daarop zijn persoonlijke gegevens. Deze kaarten werden bewaard in het bevolkingsregister van zijn of haar woonplaats. Lentz’ activiteiten zorgden voor een geüniformeerd systeem van bevolkingsregistratie. Hij ontving in die tijd zelfs een koninklijke onderscheiding voor zijn werk. Lentz wilde echter nog een stap verder. Elke Nederlander zou een identificatiebewijs bij zich moeten dragen. De Nederlandse regering wees dit voorstel in maart 1940 echter als in strijd met de Nederlandse tradities af. Lentz was teleurgesteld over deze afwijzing. Hij zou zijn kans enkele maanden later alsnog krijgen.


Vanaf 1 januari 1942 was iedere inwoner van Nederland verplicht het persoonsbewijs bij zich te dragen.

Duitse bezetter


In Duitsland bestond het identiteitsbewijs al wel. Nadat de Duitsers de macht in Nederland overgenomen hadden, besloten ze zo snel mogelijk een identiteitsbewijs met foto in te voeren. Zij droegen Jacob Lentz op een ontwerp te maken. In april 1941 werd begonnen met de uitreiking van persoonsbewijzen aan Nederlanders van 15 jaar en ouder. Het kostte enkele maanden om dit document aan iedereen uit te reiken. Vanaf 1 januari 1942 was iedere inwoner van Nederland verplicht het persoonsbewijs bij zich te dragen. De invoering stuitte op weinig verzet.

Kenmerken


Voor het persoonsbewijs werd een speciaal soort karton gebruikt met daarin drie watermerken. Op het karton werd een ingenieus raster gedrukt met de tekst ‘Bevolkingsregisters van Nederland’. Deze vormgeving was ontworpen door de Haagse kunstenaar W.J. Rozendaal. Voor de druk van dit raster werd gebruik gemaakt van een speciale inktsoort. Dit was een nieuwe vinding: onder een kwarts-lamp werd het onzichtbaar. Daarnaast werd voor de andere tekstopdruk gebruik gemaakt van een inktsoort, die sterk reageert op aceton. Met die stof zouden anders de getypte of geschreven letters kunnen worden verwijderd. In elk persoonsbewijs kwam een foto van de eigenaar, een handtekening en een afdruk van zijn rechterwijsvinger. Zowel op de achterkant van de foto als op een van de pagina’s kwam een vingerafdruk. Zou een vervalser de foto vervangen, dan waren de vingerafdrukken niet meer identiek. Lentz bemoeilijkte het verwijderen van de foto door aan de achterkant een doorzichtig zegel te plakken met een kleefstof die niet met water of stoom af te weken was, zonder sporen na te laten. De Duitsers waren enthousiast over Lentz’ ontwerp. Het persoonsbewijs bleek zelfs beter bestand tegen fraude dan de Duitse Kennkarte.

Waterdicht systeem


Toen de persoonsbewijzen klaar waren, kreeg iedereen een oproepkaart met de mededeling dat hij zijn nieuwe identiteitsbewijs kon ophalen. Hij of zij moest zijn kaart meebrengen, samen met een gulden voor de kosten en twee foto’s. De ene was voor het persoonsbewijs, de andere kwam op de oproepkaart. Op de oproepkaart kwam ook een vingerafdruk. De nieuwe eigenaar zette zijn handtekening op beide kaarten en de oproepkaarten werden centraal opgeslagen in Den Haag. Bij vermoedens van fraude konden de handtekening, foto en vingerafdruk van beide kaarten vergeleken worden. Zo ontstond een waterdicht systeem, dat het plegen van fraude erg moeilijk maakte. Geen land dat door Duitsland bezet was, had zo’n goed persoonsbewijs als Nederland. Voor het verzet was het erg moeilijk om het te vervalsen of na te maken. Medio 1941 hadden SS-Obergruppenführer en politiechef Hanns Rauter verordonneerd dat er een ‘J’ op het persoonsbewijs van de Joden moest worden aangebracht. Bij de deportaties was dit een belangrijk hulpmiddel om Joden te identificeren. Lentz, inmiddels gehaat in het verzet, kreeg doodsbedreigingen en diende een paar keer zijn ontslag in. Op aandringen van Rauter bleef hij echter in dienst. Hij overleefde het bombardement (11 april 1944) van het Centrale Bevolkingsregister in Den Haag.

De Bevrijding


Ambtenaar Lentz bleek een voorbeeldige en gewillige schakel in de moord op duizenden Nederlanders door de Duitse bezetter. Zijn handelen is een voorbeeld van wat gewone mensen hebben aangericht tijdens de bijzondere omstandigheden van de Tweede Wereldoorlog. Lentz heeft met het – in 1940 ontworpen en nauwelijks goed na te maken – persoonsbewijs de bezetter en speciaal de SD wellicht een grotere dienst bewezen dan welke Nederlander ook. In mei 1945 werd Jacob Lentz gearresteerd op verdenking van collaboratie. Hij werd op 1 april 1947 veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf.

Bovenstaande doet je stilstaan bij de verantwoordelijkheid als ontwerper. Voor wie ontwerp je en wordt de wereld en de medemens daar beter van?